Frans Hoving

‘Het gemeentearchief is het geheugen van de Zaanstreek. Veel mensen kennen de collectie niet. Ze zijn vaak verrast wat hier allemaal te vinden is. We willen dit graag laten zien.’

Frans Hoving is gemeentearchivaris bij het Gemeentearchief Zaanstad. Het is zijn missie om iedereen in contact te brengen met de collectie. De geboren en getogen Amsterdammer vond het hier zo leuk dat hij nu in Zaandijk woont. De inspirerende omgeving wil hij met verhalen uit het archief tot leven brengen.

‘Onze primaire taak is het beheer van het archief. Maar je bereikt pas wat als mensen het ook gaan gebruiken. Het is zo leuk om samen met organisaties de historische verwondering teweeg te brengen en samen vanaf een afstand terug te kijken. De verhalen kleuren je omgeving. Door kennis van het verleden begrijp je beter hoe je omgeving is gevormd.’

‘Het archief triggert je geheugen. Dat is leuk!’

Zaanse geschiedenis bepaalt onze identiteit

‘De Zaanstreek valt op door de enorme belangstelling voor de eigen geschiedenis. Zo heeft iedere Zaanse kern wel een historische vereniging met een eigen collectie. Opvallend is dat iedereen zich ook Zaankanter voelt en dat ze de geschiedenis van de hele streek interessant vinden. Die belangstelling overstijgt het eigen dorp. De ruimtelijke ordening kenmerkt zich in alle Zaanse kernen door de symbolen voor voedsel, molens en hout. Ook in de politiek leeft de historie. Je ziet het ook terugkomen in het masterplan voor de metamorfose van de binnenstad in Zaandam. Overal zie je de tendens naar globalisering. Alles om je heen verandert steeds sneller.

Mensen zijn verbonden met de hele wereld en hebben behoefte om op zoek te gaan naar hun identiteit, waar ze vandaan komen.

De Zaanstreek heeft een uitgesproken identiteit die bijvoorbeeld sterk verschilt van Amsterdam. Werken en wonen, oud en nieuw zijn overal vermengd. Dit oogt soms chaotisch, maar het vormt ook de aantrekkingskracht. Hopelijk zien stedenbouwkundigen in dat dit speelse chaotische karakter zo waardevol is. Dat fabrieken worden omgebouwd tot woningen is een goede ontwikkeling. Zonder die combinatie zou het een stuk saaier worden.’

Geschiedenisquiz is goud waard

‘Toen ik archivaris werd, was er al een keer een geschiedenisquiz georganiseerd. De quiz hebben we verplaatst van de Raadzaal naar het Zaantheater. Ieder jaar spelen er twintig teams mee van historische verenigingen, politici, molenaars, journalisten, mensen met veel historische kennis en de Orkaan. Er is een enorme gedrevenheid om mee te spelen. Het is een trefpunt voor mensen die belangstelling hebben voor de historie. Zo ontmoet je elkaar weer, dat is zo leuk. In februari starten we al met de vragen. We werken samen met Zaans Erfgoed en muziekkenner Rob Hendriks. We benaderen ieder jaar iemand voor de vragenronde over een bijzonder onderwerp. De vragen zijn heel belangrijk. Ieder jaar klopt er iets niet, dan komt er altijd protest uit de zaal. Dit handelen we dan op gemoedelijke wijze af.

Leuk is ook om af en toe ook iets uit te leggen, dan hangen de mensen in de zaal aan je lippen.

De Zaanse pophistorie leeft hier ook zeer. Zo hebben we samen met Zaans Erfgoed en kenner Rob Hendriks een punkavond georganiseerd bij de Groote Weiver waar twee Zaanse punkbands optraden. We organiseren vaker Zaanse pophistorieavonden en laten dan oude cd’s, singles en affiches zien en roepen het publiek daarna op om de collectie aan te vullen.’

Ontwikkeling streek eyeopener

“Voordat ik in dienst kwam bij het gemeentearchief van Zaanstad, kwam ik nooit in de Zaanstreek. Ik wist wel dat het bestond, maar had er totaal geen beeld bij. Vanuit Amsterdam kijk je er overheen. Zo wist ik meer van Enkhuizen en Hoorn. Door mijn werk bij het archief begreep ik pas wat voor dynamisch industriegebied de Zaanstreek was en hoe belangrijk de economische ontwikkeling was. Het boek van Jur Kingma is geweldig als je wilt begrijpen hoe de streek zich ontwikkeld heeft. De landelijke arbeid enquête uit 1891 is ook een eyeopener. Er werden niet alleen molenaars ondervraagd, maar ook knechten die op de molen werkten. Het was een hard leven waarbij ze 14 tot 16 uur per dag werkten, alleen op zondag waren ze vrij. Vaak moesten ze ook in de kou hun werk doen, zoals op de open werkvloer van de houtzaagmolen. Daar was je niet beschermd tegen de elementen. Er werden ook artsen ondervraagd. Zo kregen zij de vraag of het erg was dat hennepkloppers doof werden. Een arts antwoordde dat ‘dit bij het vak hoorde en dat ze alleen geen telefoniste meer konden worden.’ Over ademhalingsproblemen – vanwege de stoffen waar ze op de molen mee in aanraking kwamen – vertelde de arts ‘dat ze gewoon door hun neus moesten ademen. Dan hadden ze nergens last van’. Dat arbeiders die op de loodwitmolens werkten niet oud werden, ook dat hoorde erbij. Arbeiders moesten niet zeuren, zo dacht men toen. Bij artsen was er nog weinig of geen kennis over beroepsziektes.”

Sterke Zaanse identiteit

“Omdat ik me veel in de cultuurhistorische hoek beweeg, kom ik regelmatig in aanraking met doopsgezinden. Het zijn er niet veel meer, maar ik kom ze overal tegen. Ze zijn nog altijd actief en betrokken. Bescheidenheid, niet op grote voet leven en goed voor elkaar zorgen typeert ze nog altijd.

In eerste instantie was ik wel verbaasd over de sterke identiteit van de Zaanstreek. Ze zijn echt van hier, hebben een mening over wat wel of niet Zaans is en hoe het moet zijn. Waar komt dat vandaan? Want in de loop der eeuwen heeft de Zaanstreek enorm veel migratie gekend. Steeds komen er nieuwe mensen wonen. Ze worden blijkbaar heel snel Zaans en eigenen zich dat Zaanse toe. Er zijn veel historische verenigingen, maar ook een Vereniging van De Zaansche Molen die de identiteit willen houden.

Bij veel fabrieken die al lang in handen zijn van buitenlandse bedrijven, daar zal je die Zaanse identiteit niet meer terugzien. Maar wel bij de mensen die ik spreek. “

Geschiedenis ligt op straat

‘De streek is zo aantrekkelijk omdat je op straat tegen de geschiedenis aanloopt. Alles is hier dicht bij elkaar. Wonen en werken loopt door elkaar heen langs een lang lint. En aan weerszijden stap je zo de natuur in. Als je op de Westzijde in Zaandam start met een fietstocht richting het noorden, dan verandert de omgeving in een paar minuten. Als je omhoog kijkt dan zie je dat de Westzijde vroeger een statige, mooie winkelstraat was. Vervolgens kom je langs kleine huizen en dan opeens zijn er fabrieken en molens die aan een gewone woonstraat staan. Die afwisseling is boeiend. Zo is het toch apart dat er op het complex van een enorme fabriek, die overigens behoorlijk stinkt, een oude Vermaning staat. Natuurlijk is er veel afgebroken en vernield, maar je komt overal ook de erfenis uit het verleden tegen. Dat maakt het interessant.’

Films zijn een van onze kroonjuwelen

‘Het gemeentearchief is een depot waar je verhalen uit kunt halen. Ze vertellen waar we vandaan komen en wie we zijn. We hebben veel beeldmateriaal en in snel tempo laten we ook de vele films digitaliseren. De films uit de jaren 20 en 30 zijn een van onze kroonjuwelen. Zo laat de film “De Zaanstreek van Theo Güsten” (1927) mooi de overgang zien van oud naar nieuw. In deze stomme film zie je het afscheid van de windmolens die worden overgenomen door fabrieken die draaien op stoomkracht. De film toont weemoedig de molens die uit het landschap verdwijnen. Als je er nog maar een paar over hebt, dan zie je hoe waardevol ze zijn in het licht van de cultuurhistorie. Ze hadden in de ogen van toen hun dienst bewezen. Ze werden vervangen door rokende schoorstenen die welvaart brachten. Nu kijken we daar heel anders tegenaan.

Samen met filmtheater De Fabriek lieten we deze film zien met de live band Humph. De zaal was direct uitverkocht. De band vond het zo leuk dat zij vroegen om een herhaling.’

Internationaal karakter

‘Voor een presentatie bij de Culturele Raad Zaanstad (CRZ) heb ik een onderzoekje gedaan naar het doopboek van de Duitse dominee Georg Henri Petri. Hij was getrouwd met een Amsterdamse en aangesteld als dominee bij de Lutherse gemeente in de Vinkenstraat in Zaandam. Tussen de doopregistratie noteerde hij allerlei wetenswaardigheden. Tijdens een avond van de CRZ vertelde ik het publiek wat je uit zo’n 17e-eeuws doopboek kunt aflezen. Er was veel kindersterfte. Vier van de vijf domineeskinderen werden niet ouder dan vijf jaar. Het doopboek laat ook zien dat veel Zaankanters in de 17e eeuw uit West- en Noord-Europese landen kwamen. Migratie was er toen ook al. De Zaanstreek was een open samenleving waar door de eeuwen heen altijd nieuwe mensen bij gekomen zijn. Dit internationale karakter is echt bijzonder. Eeuwen geleden deed de streek al niet onder voor Amsterdam. In de Zaanstreek vond je de economische vrijplaatsen voor zaken die in Amsterdam niet mochten. Zo werden er windmolens gebouwd die het werk van de, in een gilde beschermde, arbeiders overnemen. Interessant zijn de verhalen uit het archief. Zoals de verfraspmolen die op de Guisweg stond. Die kreeg een enorm proces aan de broek. Dit omdat het Rasphuis, die het monopolie had op verfraspen, werk liet uitvoeren door gevangenen.’